Mario Withoud. (Foto: aangeleverd)
Mario Withoud. (Foto: aangeleverd)

Zomercolumn Almeerder elders

Algemeen

Montpellier (2)

Door Mario Withoud

Wanneer ik op Schiphol de Thalys in stap, begint voor mij de reis pas echt. Doordat de conducteur mij via de intercom ook in het Frans verwelkomt, voelt het al buitenlands. Op mijn gereserveerde plaats leun ik achterover en laat ik de dorpen, steden en stations aan me voorbij trekken.
Bij het benaderen van station Brussel-Zuid valt me opnieuw het contrast op. Een deel is overdreven luxe en een deel beschamend verwaarloosd.
Als ik in Parijs overstap van Gare de Nord naar Gare de Lyon, zie ik niks van de stad omdat ik ondergronds reis. Op Gare de Lyon heb ik even tijd om buiten een shaggie te roken. Zoals altijd is het daar een chaos van aankomende en vertrekkende passagiers, mensen die er rondhangen omdat ze niks beters te doen hebben en al dan niet bedelen. Zo komt er een man naar me toe met sloffen aan zijn voeten, in zijn linkerhand een blik bier en in zijn rechter een kartonnen bekertje met wat muntjes. Hij houdt mij het bekertje voor. Ik zeg: ‘Je suis mal a la tête’, dat ik niet goed bij mijn hoofd ben. Verbaasd loopt hij door.
In de TGV richting het zuiden is het koel dankzij de airco. Voor deze keer heb ik het mezelf gegund om Eerste Klas te reizen. Je hebt mensen voor wie het hele leven een Eerste Klasreis is, zo zit mijn leven niet elkaar en daar dien ik als dichter dankbaar voor te zijn.
Omdat ik goed Frans spreek, kan ik onderweg luisteren naar wat de andere passagiers bespreken. Een man zegt tegen een andere man dat het niet om de bestemming maar om de reis gaat. Ik bedenk dat ik vier weken op mijn bestemming blijf en de reis daar naar toe negen uur duurt. Die reis is voor mij ondergeschikt, mijn bestemming is belangrijk.
Een paar meter bij mij vandaan zitten een moeder en een baby die voortdurend huilt. Onder de ogen van de moeder is het zwart. Ze heeft drie tassen bij zich, waarvan twee gewone boodschappentassen, en een grote fles water. Zonder zichtbare emotie drukt ze de huilende baby tegen zich aan en klopt het op de rug. Stil wordt het kind daar niet van. Uit een van de tassen haalt moeder een flesje met een speen, die ze de baby in de mond duwt. Het kind begint nog harder te huilen. Moeders gezicht betrekt en ze legt de baby op haar schoot. Ook dan jengelt het door. Moeder zucht diep, pakt haar telefoon, drukt op wat knopjes en zet een koptelefoon op. Ze heeft nu geen last meer van het huilen van de baby. Ik en anderen wel.
In de drieënhalf uur die het duurt voordat ik in Montpellier ben, zie ik het landschap eerst glooien en dan bergachtiger worden. De lucht wordt wolkelozer.
Rond negen uur in de avond arriveer ik bij mijn appartement. In de binnentuin meen ik een karpervijver te zien. Dan besef ik dat dit het zwembad is waarmee geafficheerd werd. Ik beschouw dat half als een meevaller want nu zal er niet elke dag een schuldgevoel zijn omdat ik niet elke ochtend veertig baantjes trek.

Uit de krant

Politiek

112

Uit

Sport

Wonen

Auto