Wethouder Julius Lindenbergh. Openheid is mijn devies.

Door Robert Mienstra

ALMERE – Wethouder Julius Lindenbergh (VVD) windt er geen doekjes om. “Almere moet hoogstwaarschijnlijk 13 miljoen bezuinigen. Dat gaat mensen in de stad pijn doen. Natuurlijk proberen we de pijn zo licht mogelijk te houden en eerlijk te verdelen. Maar mooier kan ik het niet maken.” Lindenbergh is sinds 15 juni de nieuwe wethouder van financiën. Hij moest meteen met slecht nieuws komen.

Het tekort dat de gemeente heeft, is vooral veroorzaakt door de rijksoverheid en niet door het Almeerse huishoudboekje. “Ik ben niet een wethouder die verbloemt hoe het zit, ik verberg geen dingen”, zegt Lindenbergh. “Dat krijg je later alleen maar op je bordje. Consequent open zijn is mijn devies. Mijn taak is er voor te zorgen dat we een solide begroting hebben die iedereen moet kunnen begrijpen. Is er slecht nieuws dan breng ik dat, is er goed nieuws dan kom ik er ook mee.”

Lindenbergh (32) is een financieel man pur sang. Hij werkte tot juni negen jaar voor de Nederlandsche centrale bank, waarvan zes jaar als (senior) toezichthouder en drie jaar als beleidsadviseur in de financiële stabiliteitsdivisie. Toch koos hij voor het wethouderschap. “Toen ik daarvoor gevraagd werd, heb ik daar echt diep over nagedacht. Uiteindelijk besloot ik toch om wethouder te worden, simpelweg omdat ik op die manier iets voor onze stad kan betekenen. Die kans krijg ik maar een keer.”
Met recht kan Lindenbergh spreken over ‘onze stad’. Op driejarige leeftijd kwam hij met zijn ouders naar Almere, woonde in Muziekwijk, ging in de stad naar de basisschool en haalde zijn VWO-diploma op het Oostvaarderscollege. Aan zijn schooltijd heeft hij goede herinneringen: “Het was een mooie tijd.” Daarna studeerde Lindenbergh economie aan de VU.

Op 15 jarige leeftijd vertrok hij met zijn ouders naar de Haarlemmermeer om daar op zijn achttiende het jongste raadslid namens de VVD te worden. Na vier jaar kon hij bij de Nederlandsche Bank aan de slag. Daar maakte Lindenbergh carrière. “Ik zat uiteindelijk in de managementklas om nog verder door te groeien. Maar toen kwam de fractie van de VVD met de vraag of ik wethouder wilde worden.”
Lindenbergh woont al weer vijf jaar in Almere. “Als jongen zei ik al tegen mijn ouders dat ik ooit terug zou gaan naar Almere, want dat is de stad waar ik thuis hoor. En ik voel me er ook thuis. Wat is er heerlijker om een lange fietstocht te maken door de stad en onze natuur.”

In de paar weken dat Lindenbergh in het Almeerse college zit, heeft hij al laten zien dat hij in debatten zijn mannetje staat. “Debatteren vind ik echt leuk. Het is belangrijk dat dat op een goede en inhoudelijke manier gebeurt. Al heel lang geef ik binnen de VVD debattrainingen. Dat is iets wat ik naast mijn werk altijd superleuk vind. Onlangs had ik een debat met Bastiaan Malotoaux van het CDA. Die ken ik nog van school. Zo leuk om nu met hem in de politieke arena te staan.” Opvallend was dat dat debat ook echt over inhoud en visie ging. “Ik luister altijd goed naar mijn opponent. En ik begreep Bastiaan ook. Ook al werd de motie afgewezen, ik probeer wel iets te doen met de zorg die achter de motie zat.”

Naast financiën heeft Lindenbergh onder meer sport, digitalisering en dienstverlening in zijn portefeuille. “Ik ben in de eerste weken al vijf keer bij sportverenigingen of -evenementen op bezoek geweest”, vertelt hij. “Ik wil weten wat er binnen de verenigingen leeft, wat ze nodig hebben. Ik weet dat er grote tekorten zijn van vrijwilligers. Ik kan natuurlijk geen blik vrijwilligers opentrekken, maar samen nadenken en ideeën ontwikkelen, daar sta ik zeker voor open.”

Lindenbergh wil ook een slag maken bij de dienstverlening van de gemeente. “Die moet informeler worden. Inwoners moeten niet eindeloos hoeven wachten op een vergunning, de gemeente moet zich actief opstellen als het traject lastig is en hulp verlenen om de zaak te versnellen.”
Zijn belangrijkste doelen? “Op korte termijn de grote opgaven van het financiële tekort tackelen, op de lange termijn een solide begroting neerzetten en in de raad open en begrijpelijke discussies voeren over de toekomst van onze stad.”